We onderscheiden hierin de rondedans en de kwispeldans. Dit zijn de bewegingspatronen waarmee bijen elkaar dus aanwijzingen geven omtrent gevonden voedselbronnen. De rondedans die ook wel waggeldans wordt genoemd wordt gebruikt voor het geven van aanwijzingen over voedsel dat binnen 50 meter vanaf het volk ligt.
Als het voedsel tussen de 50 en 100 meter van het volk ligt, dan worden er overgangsvormen tussen de rondedans (waggeldans) en de kwispeldans uitgevoerd (ook wel sikkeldans genoemd)
Zowel bij de rondedans als bij de kwispeldans zal de betreffende haalbij eerst de aandacht vragen door wild op een raat naar boven te lopen en tegen andere bijen te duwen. Ze laat daarbij ook eventjes van het voedsel van de bron proeven.
Hierna gaat de haalbij:
- bij de rondedans in een kleine cirkel lopen (met in het midden maar 1 cel). De aandachtige andere haalbijen lopen achter haar aan. Na enkele volledige cirkels draait ze zich om en loopt in de tegenovergestelde richting, met enkele haalbijen weer achter haar aan. Dit kan wel zo'n 10 minuten doorgaan. Daarna laat de haalbij weer een beetje van het voedsel proeven en volgt er een herhaling van de dans. Hierna kunnen de toeschouwers op eigen gelegenheid de bron vinden.
- bij de kwispeldans in een halve cirkel lopen. Op het einde van deze cirkel keert ze in een rechte lijn naar het begin terug. Tijdens het rechte stuk kwispelt ze (vandaar kwispeldans) met haar achterlijf. Dan herhaalt ze de halve cirkel en het rechte stuk maar de andere kant op. De richting tot de voedselbron wordt aangegeven door de hoek die de haalbij maakt met de verticale as (want deze dans gebeurt naar boven). Dit is de hoek van de weg naar de bron ten opzichte van de zon. De afstand wordt aangegeven middels de snelheid waarmee de haalbij danst. Hoe sneller, hoe dichterbij.